· 

De Jongenscode

Het gaat niet goed met ‘onze jongens’. Niet in het onderwijs en niet in de maatschappij. De schoolprestaties van meisjes zijn op bijna alle niveaus in het onderwijs gemiddeld beter dan die van jongens. Jongens zijn oververtegenwoordigd in het speciaal onderwijs. Gedragsproblemen? Jongens scoren significant hoger in de statistieken dan meisjes. Jongens worden dan ook eerder als lastig en moeilijk ervaren, zowel in het onderwijs als in de maatschappij.

 

Nu is het niet zo dat vrouwen het overál beter doen in de maatschappij. Zo krijgen vrouwen in Nederland voor hetzelfde werk nog steeds minder betaald dan mannen. Daar valt nog een slag te slaan. Het percentage vrouwelijke bestuurders in het beursgenoteerde bedrijfsleven in Nederland bleef in 2017 steken op 6 procent. Een percentage om je als land voor te schamen. Maar er is wel degelijk iets veranderd in onze maatschappij als het gaat om de positie van de vrouw. Deze is een stuk gelijkwaardiger geworden vergeleken met een halve eeuw geleden.

 

Het lijkt erop dat met de verbetering van de positie van de vrouw, de problemen voor jongens zijn toegenomen. Daarbij lijkt het alsof jongens tegenover meisjes staan, maar dat is ongenuanceerd zwart-wit denken. Onder andere de neurologie leert ons dat je niet een ‘jongen’ of ‘meisje’ bent, maar dat ieder persoon een uniek palet van meer of minder mannelijke en vrouwelijke elementen heeft. Er zijn allerlei gradaties. 

 

Ontkennen dat er verschillen zijn tussen jongens en meiden heeft echter geen zin. Of ze nu voortkomen uit de biologie (nature) of uit hoe de kinderen opgroeien (nurture): de verschillen zijn er en wij hebben er in het onderwijs mee te dealen. In het boek De jongenscode – Zó geef je les aan jongens! beschrijf ik hoe dat kan.

 

Oorlog tegen jongens

De discussie over het jongensprobleem is de laatste jaren flink losgebarsten. Het debat is regelmatig zeer verhit.

 

Volgens sommige auteurs zouden feministes een ware oorlog voeren tegen jongens: een gecoördineerde actie om jongens kapot te maken. Met stijgende verbazing heb ik boeken gelezen als The war against boys: How misguided feminism is harming our young men van Christina Sommers (2001). Complotdenkers die ontkennen dat meisjes stelselmatig zijn achtergesteld in het verleden. 

 

Aan de andere kant trof ik mensen die de verschillen tussen jongens en meisjes gewoonweg ontkennen. Volgens hen bestaan er geen verschillen … en als ze er al zijn, dan komen deze voort uit de opvoeding die stereotypes bevestigt en niet genderneutraal is.

 

Als onderwijsman kan ik weinig met deze beide extremen. We hebben in het onderwijs een probleem met jongens. Dat wordt dagelijks op vele scholen ervaren. Ze zijn onrustig, bewegen veel, hebben te veel energie, zijn luidruchtig. Het onderwijs is gebaat bij een aanpak die ervoor zorgt dat jongens weer plezier krijgen in onderwijs. Want dat is de laatste decennia bij jongens flink afgenomen. Historica Angela Crott heeft onderzoek gedaan naar 100 jaar opvoedingsliteratuur over jongens. Zij ontdekte dat de laatste vorm van onderwijs waar jongens echt gelukkig waren de Ambachtsschool was. 

 

De jongenscode

Als professionals in het onderwijs moeten wij de code van de jongens weer leren. Wat is de biologie van de jongen? Niet reageren op het gedrag, maar op de biologie achter het gedrag. Tijdens een coachingstraject in het speciaal onderwijs liet ik de leerkracht zien waar de bewegingsdrang bij de jongens vandaan kwam (hij had 11 jongens en 2 meisjes in zijn groep). Naar aanleiding van dit nieuwe inzicht heeft hij zich er verder in verdiept. Tijdens de observatie een week later merkte ik dat het heel rustig was in de groep en dat de leerkracht anders reageerde op de bewegingsdrang van de jongens. Ik vroeg hem ernaar. Hij vertelde dat hij nu wist waar die bewegingsdrang vandaan kwam en wat de jongens nodig hadden. Ook zei hij: ‘Ik zie nu dat de problemen en de onrust in de groep niet zijn ontstaan door de jongens, maar door mijn verkeerde reactie op hun gedrag.’

 

Om als professional de code van de jongens goed te begrijpen, is het niet alleen nodig om hun biologie te onderkennen. Ook het historische perspectief van de veranderende rol van de jongen en de man in de maatschappij is hierbij belangrijk. Daarbij horen ook de veranderingen in de manier waarop we opvoeden. De democratische opvoedstijl lijkt de jongens geen goed gedaan te hebben, evenmin als de veranderingen in het onderwijs, dat – zeker in het basisonderwijs – sterk vervrouwelijkt is. Het meisjesbrein is duidelijk in het voordeel met de meer vrouwelijke aanpak in het onderwijs: hoogleraar Neuropsychologie Jelle Jolles geeft aan dat zaken als samenwerken, discussiëren en presenteren beter aansluiten bij het talige, meer sociale meisjesbrein dan bij het motorische en visueel-ruimtelijk georiënteerde jongensbrein. 

 

Apart jongensonderwijs?

Is het dan beter om jongens les te laten hebben in aparte jongensscholen? Sommigen, zoals Angela Crott en jongensdeskundige William Pollack  pleiten hier wel voor. Het zou jongens meer de ruimte geven en ze zouden hun gedrag niet aanpassen aan meisjes. Anderen, zoals Jelle Jolles, geven juist aan dat het goed is als de twee seksen samen optrekken in het onderwijs. Ik denk zelf dat dit laatste ook beter is, omdat ‘de’ jongen en ‘het’ meisje niet bestaan. Hoe bepaal je dan wie in welke school hoort? 

 

In IJsland is een heel interessante beweging te zien. Daar wordt wel geëxperimenteerd met apart jongens- en meisjesonderwijs. Niet om de jongens de ruimte te geven zichzelf te zijn, maar om meer vrouwelijke aspecten te stimuleren bij de jongens en meer mannelijke bij de meiden. Meisjes leren ravotten en jongens leren over gevoelens.  Ik denk echter niet dat dit helemaal de juiste weg is, omdat ook hier weer geldt dat er al die tussenvormen zijn tussen man en vrouw, tussen jongen en meisje.

 

Zó geef je les aan jongens!

Wat volgens mij wel zoden aan de dijk zet, is als we het onderwijs meer jongensvriendelijk maken, meer geschikt voor jongens. Ik heb zestien manieren  ontwikkeld om het onderwijs beter af te stemmen op jongens. Deze zijn in de praktijk uitgeprobeerd en zijn wetenschappelijk onderbouwd. Van het omgaan met een tragere taalontwikkeling tot het anders beoordelen. Van het gebruikmaken van competitie in je onderwijs tot het bieden van meer structuur en duidelijkheid. Van het begrenzen van gedrag tot het altijd weer kunnen beginnen met een schone lei. Van het goed inzetten van humor tot het gebruikmaken van activerende werkvormen. Van het visualiseren van lesstof tot het meer ruimte geven aan fysiek gedrag. Dit alles levert een bijdrage aan het meer geschikt maken van het onderwijs voor jongens.

 

Zoals voor alles in het onderwijs geldt, geldt ook hier dat de mate waarin en de manier waarop dit aanbod voor jongens ingezet wordt, afhankelijk is van de context en de situatie. Dit is de kern van goed onderwijs: onderwijs is niet alleen de wetenschap van het onderwijs, maar ook de kunst van het weten wanneer je wat hoe inzet.  Dat is de essentiële rol van de onderwijsprofessional. De leerkracht dus.

 

Met plezier naar school

Alle kinderen verdienen het om met plezier naar school te gaan. Ook jongens. Als we als onderwijsprofessionals de jongenscode goed leren verstaan, begrijpen we beter wat zij nodig hebben en wat goed onderwijs aan jongens inhoudt. De stap van onbewust onbekwaam naar bewust onbekwaam is daarbij het belangrijkst. Het moeilijkst is echter de stap van bewust onbekwaam naar bewust bekwaam. Dan moet je als onderwijsprofessional je eigen gedrag aanpassen. Het is goed om zowel mannelijke als vrouwelijke strategieën te leren hanteren. .  

 

Laten we het onderwijs voor jongens weer interessant en uitdagend maken. Laten we de jongenscode weer begrijpen en weer goed les gaan geven aan jongens!

 

René van Engelen